Gastblog Egbert; Atlantische oversteek van Kaap Verdie naar Suriname

 


Mijn naam is Egbert Veldhuijzen Ik ben als opstapper meegevaren met de Marelief van Mindelo (Kaap Verdie) naar Suriname. Ik ben een maand aan boord geweest en mag als “gastblogger” verslag doen van deze reis en verblijf.
Jaren geleden toen Karin en Eric hun plannen bekend maakten om een wereldreis te gaan maken en we het erover hadden welke route de meest waarschijnlijke zou zijn, hebben we afgesproken dat ik mee zou varen als de Atlantische oceaan zou worden overgestoken. Op woensdag 2 februari gingen in de haven van Mindelo de trossen los en was ik er, zoals toen beloofd en afgesproken, bij.

Ik was twee dagen daarvoor aangekomen en trof Karin en Eric volop in de voorbereiding van de grote oversteek aan. Ik had nog een doos en tas vol spullen mee genomen uit Nederland. Er moesten nog veel inkopen gedaan worden en o.a. op de plaatselijke markt werden veel groenten en fruit ingekocht.



In de haven van Mindelo liggen veel schepen die een wereldreis aan het maken zijn. Het is een prima plek om de NO passaat op te pakken en de oversteek te maken. Dus iedereen is min of meer met hetzelfde bezig en veel van de zeilers zijn bekenden van elkaar. In de haven lag ook de X to Go van Wilma en Koos die we gezamenlijk kennen van Schokkerhaven. Ook zij willen de oversteek maken en we vertrekken uiteindelijk samen.

Op de dag van vertrek worden de laatste boodschappen gedaan. De bijboot is al opgeruimd. De diesel is afgetankt.  Water en stroom tot aan de nok, de hele bemanning fit? Ik voel een covidje opkomen.

We worden uitgebreid uitgezwaaid en dan verlaten we echt de baai van het eiland Sao Vicente. We varen zuid van Santo Antao de Atlantische oceaan op.
We varen op alleen de genua die we zorgvuldig aan lij uitbomen en goed fixeren. De windhoek, rond de 30 graden van stuurboord achter, maakt het lastig om onder vol tuig te varen. En met de eerste nacht voor de boeg kiezen we voor comfort boven snelheid. De wind is N-NO en ongeveer kracht vier. De zeegang valt erg mee en we varen 5 à 6 knopen.

Ik ben meteen al verbaasd en blij verrast over het culinaire niveau aan boord van de Marelief. De eerste avond eten we al goed maar zal in de komende dagen nog ruimschoots overtroffen worden. Karin en Eric redden zich bijzonder goed in de kombuis van een wiebelend schip.

De wacht hebben we na rijp beraad ingesteld op 21.00 uur tot 0.30 uur voor Karin, dan ik van 0.30 uur tot 4.00 uur en dan Eric  tot de volgende morgen. Dit werkt prima. We ontbijten dan weer met z’n drieën om 9.00 uur Daarna komen de weerberichten en de navigatie aan de orde en aansluitend de correspondentie. Met de Iridium Go kunnen we bellen, mailen en sms’en. We versturen ook elke dag een kleine update naar de volgers. Dan is de lunch al gauw weer in beeld , waar ook de nodige aandacht aan besteed wordt. Ik heb visburgers (eigen vangst), kroketten, tosti’s en noem maar op zien langskomen. 

Daarna vaak diverse bezigheden, zoals vissen, wat rommelen met de zeilen, lezen, douchen op het achterdek, soms een spelletje of een (huishoudelijk) klusje, zoals bijvoorbeeld water maken en de stroomvoorraad op peil houden door de motor te laten draaien etc.. Na het avondeten gaan Eric en ik al snel te kooi en gaat het wachtschema in.



Vijftien dagen en nachten hebben we min of meer hetzelfde gedaan. Ik zal dan ook niet dag voor dag doornemen maar wel even de bijzonderheden.
Het vangen van de Mahi Mahi (zie foto) op dag twee is wel een hoogtepunt. Wat een enorme vis, ongeveer een meter lang. Eric hiepelt hem (of haar) onverschrokken binnen. Dan het mes erin en meteen fileren.


-
De nacht daarop volgend wordt ik wakker van Karin die in paniek is. Ik storm mijn kooi uit en wat blijkt, een vliegende vis, recht in haar gezicht en vervolgens onder haar dekentje gekropen!! De vis heeft uiteindelijk weer het ruime sop gekozen.

De Covid zet gelukkig niet door en na drie dagen ben ik weer vrij van klachten gelukkig.
Het valt ons op dat er ongelofelijk veel zeewier ronddrijft. Een beetje oranje geel spul maar in grote hoeveelheden en tijdens de gehele oversteek. Dit spul is met name lastig voor de windvaan besturing. Die raakt daardoor ontregeld. Ook voor de snelheid doet het geen goed. Dus Eric moet regelmatig even het roer van de windvaan schoonmaken.

Vanaf zondag begint de wind echt minder te worden en maandag is er nagenoeg niets meer. We besluiten om toch de motor te starten om bij 1200 toeren een minimale snelheid in de boot te houden. Als we helemaal zonder wind stilliggen rolt de boot enorm op de overgebleven zeegang. Na een dag begint de zee erg rustig te worden. Bijkomstigheid is dat we erg goed kunnen slapen. Af en toe lijkt het wel of we in een box liggen. Karin waagt zelfs een klein zwempartijtje midden op de Atlantische oceaan.

Eric heeft nog twee vissen gevangen. Dit keer wat kleiner en niet helemaal duidelijk wat het is maar lijkt een baars achtige. Ook deze smaken prima.



Dinsdag komt er weer iets wind en we besluiten de genaker te zetten. Daar lopen we al gauw een knoop of vier à vijf op. Ondertussen is het leven aan boord onder deze omstandigheden comfortabel. Bewegen gaat makkelijker en slapen gaat beter. Er wordt nog uitgebreider gekookt en we doen spelletjes.
Langzaam neemt de wind toe. Op vrijdag waait het zo’n vijftien knopen en we varen nog steeds op de genaker met zo’n zes knopen als gemiddelde snelheid, tot deze opeens uit het niets van boven tot onder scheurt. Waarom? Het is een raadsel. Meest waarschijnlijke is dat er misschien al een beschadiging in het doek zat en dat er vandaaruit een winkelhaak is ontstaan want ook het onderlijk is gescheurd. Eric en ik halen de genaker binnen en er zit niets anders op dan weer de genua te zetten. Het scheelt ongeveer anderhalve knoop in snelheid. Maar later, tegen de avond begint de wind verder aan te trekken en zaterdag blijkt uit de weerberichten dat de komende tijd de wind tussen de twintig en dertig knopen gaat worden. Sowieso had de genaker eraf gemoeten, dat is een schrale troost.

De volgende dagen begint de zee op te bouwen en gaat de golfhoogte langzaam naar de vier meter. De windvaan trekt het niet meer. We raken regelmatig van koers waardoor we teveel in de wind oplopen en de golven teveel dwarskrijgen. Op een gegeven moment krijgen we een golf aan dek die ook binnenkomt door het luik boven de kombuis. Natuurlijk, niet verstandig om een luik aan dek open te laten midden op de oceaan maar met een binnentemperatuur van meer dan 35 graden is de verleiding groot. Gelukkig was na een uurtje ontzilten het leed geleden en verder, luiken dicht!
Na wat experimenteren komen we erachter dat we de windvaan en de stuurautomaat kunnen laten samenwerken. Dit pakt uitstekend uit. Met windkracht zes en een windrichting 30 graden van achter en golven van drie en een halve meter blijft het schip prima op koers.

We zien niet veel onderweg. Twee keer hebben we een vrachtschip gezien. Op de AIS wel vaker een schip of een jacht maar deze bleven op ruime afstand. Afgezien van veel vliegende vissen zien we ook weinig dieren. Een keer een springende tonijn en een paar bruinvissen en af en toe een paar zeevogels, maar meer niet. Van Koos en Wilma vernemen we dat ze een walvis in de buurt van de boot hebben gehad. Helaas hebben wij dat niet mogen beleven.

Als je zo lang onderweg bent gaan dingen toch anders. De weersomstandigheden zijn relatief constant, dus ook de zeilvoering Het komt voor dat we een paar honderd mijl niets veranderen aan de schoot. Ook krijgen we discussies zoals, zullen we vandaag gijpen of doen we dat morgen.

Dinsdag 15 februari pikken we de stroom voor de kust van zuid Amerika op. Deze loopt van zuidoost naar noordwest. Samen met de stevige wind en golven in de rug loopt de gemiddelde snelheid nu naar de acht à negen knopen.
Na dagen achtereen van stevige wind en hoge golven worden we allemaal wel erg moe van de beweging van het schip. We kijken er dan ook echt naar uit om in Suriname aan te komen. Donderdag morgen is het zover. Land in zicht. De Surinaamse kust is heel laag en groen. We varen op de monding van de Suriname rivier af die ongelofelijk breed is. Ook de kleur van het water verandert. Chocolade bruin. In de monding staat de stroom stevig tegen dus we vorderen nog maar langzaam. De X to Go is ruim een dag eerder aangekomen maar is op de ankerplaats “Braamspunt” blijven liggen. We melden ons bij de MAS (Maritime Authority Suriname) en mogen doorvaren. We besluiten samen verder op te varen naar Marina Waterland zo’n 25 mijl stroomopwaarts.


We krijgen een eerste indruk van Suriname. We zien veel vissersboten maar ook veel wrakken van boten langs de oever. Midden in de rivier ligt het wrak van de Goslar. Een Duits vrachtschip wat de Duitsers in 1940 hebben laten zinken om niet in handen van de Nederlanders te vallen.
We varen langs fort Zeelandia en verderop varen we onder de Wijdenbosch brug door en verder langs de “goudkust” daar waar de welgestelde Surinamers een optrekje hebben.

We komen aan bij Waterland en worden daar bijzonder hartelijk ontvangen door Noël, de eigenaar van de Marina en het resort. Na een aankomstbiertje gaan we meteen even boodschappen doen en een hapje eten bij Warong Rita (Javaans).

Na het vieren van de aankomst, het weerzien met verschillende andere wereldreizigers uit Nederland en het opruimen en schoonmaken van het schip gaan we in de volgende dagen met een huurauto Suriname wat verkennen. Ik heb intussen een vlucht weten te boeken voor woensdag 2 maart met de SLM en tot die tijd  hebben we verschillende uitstapjes gemaakt.
Uploaden: 1633477 van 1633477 bytes geüpload.

We zijn natuurlijk diverse malen naar Paramaribo geweest, o.a. om alle formaliteiten te voldoen. Kostte een dag. Maar we zijn ook in fort Zeelandia geweest en zijn er een keer ’s avonds uit eten geweest en een klein beetje kunnen proeven van het nachtleven.


Een bezoek aan Fort Amsterdam, gelegen aan de splitsing van de Suriname rivier met de Commewijne rivier, bleek erg leerzaam. Er wordt daar een mooi overzicht gegeven van de geschiedenis van Suriname. 

Ook een bezoek aan de Jodensavanne was de moeite waard. Hier leer je meer over de Joodse migratie en de gemeenschap en plantages die men daar stichtte. Er zijn nog ruïnes van de eerste synagoge van de nieuwe wereld.


 



Hoogtepunt was wel ons uitstapje naar Knini Paati. Dit is een eilandje in de Boven Suriname rivier waar een kleinschalig luxe resort is gelegen. Het is een heel stuk landinwaarts, daar waar de wegen zijn opgehouden en het vervoer alleen nog via de rivier of door de lucht mogelijk is. We zijn met de auto naar Atjoni gereden en vandaar per korjaal verder de rivier op. We zijn daar drie dagen gebleven en hebben daar een dorp van de Marrons (afstammelingen van gevluchte slaven) bezocht. Ook zijn we met een gids het oerwoud in geweest en veel geleerd over alle planten en bomen aldaar. Zwemmen in een stroomversnelling en nachtelijke zoektocht naar kaaimannen maakte bij elkaar deze trip zeer de moeite waard.
  
Maar aan alles komt een eind. Op woensdag 2 maart brengen Karin en Eric mij naar het vliegveld en nemen we afscheid. Ik kan niet anders zeggen dan dat we een heel bijzondere tijd en ervaringen hebben gedeeld. We hebben het erg gezellig gehad en van mijn kant kan ik alleen maar mijn dank en waardering uitdrukken voor het feit dat jullie mij hebben willen laten delen in dit deel van jullie omzwervingen. Voor mij onvergetelijk.

Egbert
 
 
 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gastblog van Paula vanuit de Bahama's

Het engeltje van Til

Tuintje voor de boot

Standje 69 op het Spaanse water

Feest der herkenning

Allemaal feestjes

Winterkost

Onbewoond maar niet alleen

Snowbirds

Het doornen pad